Taaltips
Iedereen kan leesbare teksten schrijven, ook mensen die er een bloedhekel aan hebben of die er tegenop zien. Met onderstaande tips kom je al een heel eind.
Voor wie is de tekst bedoeld
Bedenk voor je gaat schrijven voor wie de tekst bedoeld is en welke boodschap je wil overbrengen. Wat moet de lezer weten als ze de brief of beleidsnota uit heeft? Probeer je in de lezer te verplaatsen. Je weet veel over je onderwerp, maar dat kan je belemmeren bij het schrijven van een tekst. Wat voor jou vanzelfsprekend is, is dat voor de lezer niet.
Het beantwoorden van de vijf W-vragen plus het Hoe geven je houvast: daarmee heb je meestal de belangrijkste informatie voor de lezer al te pakken. Wie doet wat, wanneer, waar en waarom? En hoe?
Schrijf zoals je praat
Schrijf je tekst zoals je het onderwerp aan een goede bekende zou uitleggen. Dan begin je ook niet met een mission statement of visie, maar kom je snel tot de kern. Je gebruikt natuurlijk geen platte spreektaal, maar je schrijft gewoon Nederlands, zonder management speak, overbodig Engels en ingewikkelde zinsconstructies. Jargon is prima als je voor vakgenoten schrijft, maar vermijd het als je andere lezers hebt.
Het kan helpen om een persoon in gedachten te nemen als je gaat schrijven. Doe alsof je de tekst voor je buurvrouw of je broer schrijft.
Schrijven is schrappen
Kijk je tekst na op overbodige woorden en herhalingen. Soms lijkt het alsof schrijvers de boodschap er bij hun lezers willen inrammen door deze te herhalen en nog eens te herhalen. Kijk daar kritisch naar. Let ook op zinnen en woorden die niets toevoegen aan je tekst. Ze kunnen weg.
Duidelijke indeling
Je maakt je tekst beter leesbaar door een goede indeling en opmaak. Voorkom een grijze brij van letters en woorden door alinea’s, tussenkopjes en witregels te gebruiken. Maak de alinea’s niet te lang en kijk of je opsomming beter te lezen is door het gebruik van opsommingstekens in plaats van alle onderdelen achter elkaar te schrijven.
Schrijf foutloos
Constateren dat je foutloos moet schrijven is een open deur, maar toch leveren veel mensen teksten met fouten af. Gebruik altijd de spelling- en grammaticacontrole van je tekstverwerker en pak er bij twijfel een online woordenboek bij. Besteed vooral aandacht aan de vervoeging van werkwoorden en let op de d’s en t’s: d- en t-fouten komen veel voor.
Bij de tegenwoordige tijd krijgen de tweede en derde persoon enkelvoud altijd een t achter het werkwoord: jij loopt, hij betaalt, jij wordt.
Voor de verleden tijd en het voltooid deelwoord gebruik je een bekend ezelsbruggetje om te vervoegen: ‘t kofschip.